Nooddijken

De plannen voor de nooddijken

De plannen van de inundatie van Goeree-Overflakkee waren in eerste instantie nog veel uitgebreider. Het eiland zou namelijk onder water worden gezet van Ooltgensplaat tot aan de Molendijk in Melissant toe. En aantal lokale bestuurders en met name ir. G. Terluin van de Provinciale Waterstaat, wilden de Duitse legerleiding een alternatief plan aanbieden. Door middel van het aanleggen van een nooddijk langs Middelharnis, Sommelsdijk en Dirksland, zouden deze dorpen en Melissant droog kunnen blijven. Hiervoor moesten uiteraard ijzersterke argumenten worden aangevoerd. Als eerste moest de Inselkommandant kapitein Von Zedlitz overtuigd worden, die dan op zijn beurt zijn meerderen kon inlichten. Op vrijdagavond 17 februari 1944 werden de plannen in het kantoor van de E.M.G.O aan Von Zedlitz voorgelegd. Met de geplande inundatie zou de electriciteitsvoorziening, waarvan de vitale onderdelen in Middelharnis stonden, kunnen uitvallen. Hierdoor zouden de door de Duitsers aangelegde bunkers op de kop van het eiland zonder stroom komen te zitten, wat voor hen uiteraard ongewenst was.  Een bijkomende gevaar was, dat het waterleidingbedrijf in Ouddorp zonder stroom zou komen te zitten. Met als gevolg dat men de polders op het westelijk deel van het eiland niet meer kon bemalen en kwamen dan ook onder water te staan. Het tweede argument was dat belangrijke verkeersknooppunten onder water kwamen te staan, waaronder de provinciale weg van Middelharnis naar Ouddorp, die voor de Duitsers belangrijk was. Dit zou ook het einde betekenen van de tramdienst tussen Middelharnis Havenhoofd en het westelijk deel van het eiland. Tot slot dreigde de sluiting van het ziekenhuis in Dirksland, iets wat uiteraard ook voor het Duitse leger van belang was. Von Zedlitz leek snel overtuigd met de grote lijnen van het plan, maar gaf aan dat het niet haalbaar zou zijn, omdat de dijk binnen een week af moest zijn. Terluin en de directeur van de E.M.G.O., dhr. Gibbels (notabene een NSB’er!) gaven aan dat de aanleg onder supervisie zou komen te staan van de Provinciale Waterstaat en dat het grote aantal benodigde arbeiders zeker opgeroepen kon worden. In plaats van dat zij voor de Duitsers zouden moeten werken, was het nu voor eigen huis en haard. Uiteindelijk wist de Inselkommandant zijn superieuren te overtuigen en kon er gestart worden met de aanleg van de nooddijken.

De aanleg van de nooddijken

Op zondag 20 februari 1944 werd in diverse dorpskernen een bekendmaking verspreid, waarin werd opgeroepen om te komen helpen bij het opwerpen van een nooddijk. Alle grondwerkers, landarbeiders en uitvoerders moesten op maandag 21 februari zich melden in het veilinggebouw in Middelharnis en daarbij een schop meenemen. De dag erop zouden alle andere mannen, ouder dan 16 jaar, zich ook moeten melden met een schop. Op die maandag zette personeel van de Provinciale Waterstaat de nooddijken uit en werd het werk aangevangen door de geschoolde arbeiders. Elke voorman kreeg een bepaald vak van de aan te leggen dijk waarvoor, hij  verantwoordelijk was. De dag erop verschenen nog eens ruim 800 mannen die over die verschillende dijkvakken werden verdeeld. Het werk kon beginnen!

Aanleg van de nooddijk in Middelharnis (februari 1944).

Het was geen eenvoudige klus, want het vroor behoorlijk in die dagen. Zo moest eerst de bovenlaag van de grond worden opengehakt met houwelen, waarna de losse ondergrond werd opgeworpen op het dijklichaam. Langzaam maar zeker bedekte de grond de piketpaaltjes die de hoogte van de dijk aangaven. Vervolgens stampten zware werkpaarden de grond aan, waardoor de paaltjes weer zichtbaar werden en konden de grondwerkers weer verder. Het was niet moeilijk om motivatie te vinden voor het zware werk, want langs de aan te leggen dijk reed de tram, die was afgeladen met mensen die huis en haard hadden moeten verlaten vanwege de evacuatie… Op donderdag 24 februari verscheen de aankondiging dat een aantal officieren vanuit Bergen op Zoom de voortgang van de werkzaamheden kwamen bekijken. In het gezelschap bevond zich een majoor, die in de veronderstelling was dat de nooddijk bij Middelharnis zou lopen langs de Rottenburg.

‘Dann bleibt Ihnen die Spucke weg…’

Echter bij hun aankomst ter plaatse, was er geen enkele activiteit te bespeuren.  Kapitein Von Zedlitz kreeg het er dan ook van langs toen de majoor hem hiermee confronteerde. De Inselkommandant raakte er echter niet van onder de indruk en toonde het gezelschap elders de voortgang van het werk en sneerde daarbij: ‘Dann bleibt Ihnen die Spucke weg…’ (‘Nu breekt uw klomp wel zeker…’). De majoor kon bij het einde van de rondleiding onder Melissant niet anders dan zijn waardering uitspreken voor de gedane arbeid. Het leek erop dat het die verrekte Hollanders toch zou lukken om de nooddijken binnen de gestelde termijn van tien dagen op te werpen…

Het werk liep zelfs zo voorspoedig dat twee dagen later na het bezoek, op zaterdag 25 februari, de melding kwam dat de ring gesloten was! Uiteraard werd dit nieuws snel in Ouddorp gebracht bij Von Zedlitz die op zijn beurt zijn superieuren inlichtte. De dag er op kwam er andermaal een groep officieren om de kades te inspecteren en deze keer zelfs in het gezelschap van een kolonel. Na de vraag aan Terluin of het inundatiewater niet binnen de dijken zou kunnen komen, die uiteraard ontkennend antwoordde, vertrokken zij echter al weer snel.  Het werk was volbracht, Middelharnis, Sommelsdijk, Dirksland en Melissant waren gered van de inundatie! Duizenden mensen konden in hun huis blijven wonen, vele mensen uit het inundatiegebied konden verhuizen naar vrienden of familie in het droge gebied en er bleef kostbare landbouwgrond bespaard van het zoute water.

De nooddijk om Dirksland

(maart 1945)

De nooddijk bij Dirksland begon vanaf de Geldersedijk. Daar moest ook meteen het zwaarste werk verricht worden, want het water achter de Boomvliet moest afgedamd worden. De dijk liep verder langs het Poldersweegje en vervolgens langs de Philiphoofjesweg. Ter hoogte van waar tegenwoordig de Maanezee ligt, stak de kade de weg over in noordelijke richting. Hier werden sponningen gebouwd, waar indien in noodgevallen, twee rijen planken konden worden bevestigd die opgevuld konden worden met klei. Bij de Boezem ter hoogte van de Vroonweg, kwam de dijk samen met de trambaan om in richting Melissant tot aan de Noorddijk verder te lopen.

Foto’s van de nooddijken 1944/45

De nooddijk om Sommelsdijk

(maart 1945)

Vanuit Middelharnis kruiste de nooddijk de Langeweg en kwam daarmee op Sommelsdijks grondgebied. Hier liep de dijk verder in westelijke richting dwars over de Dorpsweg, de Molenweg, Achterweg om tenslotte te eindigen bij de Oudelandsedijk, vlakbij de boerderij ‘de Halve Maan’.

Aanvullende maatregelen

Alleen een nooddijk rondom Sommelsdijk was niet genoeg om het dorp droog te houden, er waren aanvullende maatregelen nodig. De Wildemanskreek die langs de rand van het dorp liep, moest gaan fungeren als aanvoer van inundatiewater om het Oudeland van Sommelsdijk te inunderen. Het brakke water werd via de haven, het spui en dan via de kreek in de polder gevoerd.  Het gevaar bestond dat bij vloed en een opstuwende wind het aangevoerde water buiten de oevers van de Wildemanskreek zou treden. Twee nooddijkjes aan beide zijden bleken dus noodzakelijk om het dorp droog te houden.

De Wildemanskreek met opgehoogde kades, rechts de cichoreifabriek.

De nooddijk om Middelharnis

(maart 1945)

Waar de nooddijk aanvankelijk gepland stond om Middelharnis te beschermen aan de zuidkant langs de Rottenburgseweg, besloten de Duitse legerleiding anders. De nooddijk kwam te lopen vanaf de Oudelandsedijk, kruislings over de Steneweg en het Marietjespad en verder westelijke naar de Langeweg, richting Sommelsdijk.

Ook enkele boeren mochten een kade om hun erf leggen, zodat zij in het geïnundeerde gebied konden blijven wonen.

(Wellestrijpsedijk tussen Herkingen en Nieuwe-Tonge)